Terug naar Portfolio >

juni 2015 | JeugdEnCo

Ik was bang dat ik te laat was met seks

 

De ouders van hoogleraar sociale psychologie Roos Vonk hadden hoge verwachtingen van haar. Maar op de middelbare school maakt ze er een potje van. ‘Ik zoende met alle jongens.’


door Mayke Calis

   

De moeder van psycholoog Roos Vonk is heel streng opgevoed. Daarom wil ze haar twee kinderen anders grootbrengen. Makkelijker en vrijer. “Als kind was ik opgewekt en praatgraag”, vertelt Roos Vonk. “Met de poppen op mijn slaapkamer verzon ik hele verhalen.”
In de puberteit wordt ze verliefd op zanger David Cassidy, voor wie ze ook een fanclub opricht. Ze correspondeert met andere meisjes die haar verliefdheid delen. Haar vader vindt dat maar zozo omdat haar schoolwerk eronder lijdt. Ze moet van het gymnasium terug naar het atheneum en van daaruit naar de havo omdat ze er met de pet naar gooit. “Mijn moeder gunde me op seksueel gebied alle vrijheid, maar die verliefdheid op een onbereikbare zanger vond ze maar vreemd. Ik zou beter kunnen experimenteren met ‘echte’ jongens, liet ze subtiel doorschemeren.”
Roos voelt zich niet serieus genomen, want voor haar is de verliefdheid heel reëel. Als haar paar jaar jongere broertje op zijn twaalfde met een pornoblaadje thuiskomt, is hij er “op tijd bij” zegt haar moeder. “Dat maakte me bezorgd dat ik te laat was met seks en een relatie.”

Avances
Vanaf de derde klas van de middelbare christelijke school denkt ze te weten wat haar te doen staat. Ze gaat in op de avances van alle jongens. Ze zoent in de fietsenkelder van school en gaat naar wilde feestjes. “Onder de les werd ik af en toe bij de conrector geroepen. Dan lachten de jongens en fluisterden: ‘Die wil zeker ook.’” Van huiswerk maken komt nog steeds helemaal niets. In drie havo blijft ze zitten. Haar ouders maken zich zorgen.
Op advies van de school moet ze naar een Medisch Opvoedkundig Bureau (MOB). Daar krijgt ze een intelligentietest, maar met haar brein is niks mis. “Over mijn gezoen met jongens zei de opvoedkundige dat ik het voortaan beter bij één vriendje kon houden. Dus vroeg ik verkering aan een jongen die daarin direct toestemde. Maar hij bleek al een vriendinnetje te hebben met wie hij het eerst moest uitmaken. Werd dáár weer de hele tijd over gepraat.”
Daarna wordt Roos verliefd op een jongen die haar gevoelens niet beantwoordt. Veel meisjes vinden hem stoer en charmant, waar hij dankbaar gebruik van maakt. “Toen had ik al een zwak voor foute mannen.” Seks wilde hij wel. “Ik ook wel, maar ik was bang dat het pijn zou doen. Toen ik zei dat ik nog maagd was, zodat hij voorzichtig zou doen, begon hij keihard te lachen. ‘Als jij maagd bent, ben ik Sinterklaas.’ Na die reactie heb ik er toch maar vanaf gezien.”

Geld vragen
De school stuurt haar opnieuw naar het MOB. “Ik had niet het gevoel dat ik geholpen moest worden. Mijn ouders en leraren hadden een probleem, ik niet. Maar als zij graag wilden dat ik naar dat bureau ging, vond ik dat best.” De opvoedkundige vraagt wat ze allemaal doet met die jongens en als ze er zo gemakkelijk mee is, of ze er weleens geld voor vraagt. “Dat was natuurlijk niet als aanbeveling bedoeld, maar ik dacht: wat een leuk idee! Toen heb ik een jongen die verliefd op mij was gezegd dat hij mij voor vijf gulden mocht kussen. Een paar anderen moesten klokken, want het mocht niet langer dan tien seconden duren.”
Halverwege de tweede keer drie havo wordt Roos van school gestuurd. Haar gedrag is een smet op het blazoen van de school, zo wordt haar te verstaan gegeven. Haar vader probeert een andere school te vinden, maar zo gemakkelijk gaat dat niet. “We zijn geen opvoedingsgesticht”, krijgt hij te horen. Hij wordt er heel nerveus van.
Uiteindelijk kan ze terecht bij een rijksscholengemeenschap. Voor het kennismakingsgesprek heeft haar vader ineens commentaar op hoe ze eruit ziet. Grote oorbellen moeten uit, blouse tot boven dichtgeknoopt en de zwarte nagellak gaat eraf. De nieuwe conrector vraagt haar uit te leggen waarom ze van school is gestuurd. “’Omdat ze zeggen dat ik geen normbesef heb’, zei ik. ‘En is dat zo?’ vroeg de rector. Ik haalde mijn schouders op. ‘Ik denk het wel.’ Waarop hij antwoordde: ‘Als je dat van jezelf kan zeggen, heb je juist wel normbesef, toch?’ Ik zei maar ‘ja’, maar ik begreep er niets van.”  

Vrijheid
Op de nieuwe school heeft Roos het onmiddellijk naar haar zin. Het is een moderne jarenzeventigschool: vrij, open en er wordt geblowd. Als Roos een pakje shag wil kopen, kan ze zo de klas uitlopen. Ze maakt gul gebruik van de haar geboden vrijheid. Het gezoen met jongens is voorbij, ze krijgt een oudere vriend die al van school is.
Na verloop van tijd krijgt ze genoeg van het spijbelen, de rokerige soos en het drugsgebruik van haar vriend. “Ik realiseerde me dat ik niet zou overgaan naar vier havo als ik niet ging leren. Gaandeweg raakte ik echt geïnteresseerd. Ik ging me ook netjes kleden: haarspeldjes, mantelpakje.”
Na vijf havo mag ze meteen door naar zes vwo. En na een paar jaar pedagogiek valt alles op zijn plek bij psychologie, vooral als ze onderzoek gaat doen, want ze is gefascineerd door menselijk gedrag en ze houdt van dingen uitpluizen.

Openbaar
Op de middelbare school heeft ze nog weinig zelfvertrouwen en is ze dus ook bang om in het openbaar te spreken. “Ik kreeg altijd een rood hoofd en ging die situaties dus vermijden. Pas in mijn studententijd verdween dat. Toen ik het een keer zo hartgrondig oneens was met een docent dat ik mijn mond wel móest opendoen. Dan maar een rood hoofd, dacht ik. Vanaf die tijd sta ik voor waar ik in geloof. Ook als het mensen niet goed uitkomt.”