Terug naar Portfolio >

augustus/september-2013 | JeugdenCo

Heftige maatregelen leiden tot heftige reacties

  Veel jeugdzorgmedewerkers worden op internet uitgescholden of bedreigd. Achter het gescheld zit vaak een diepe onvrede over de hulp. “Elke klacht is een falen van jeugdzorg.”


door Mayke Calis
   

Bijna iedere medewerker in de jeugdzorg googelt zichzelf af en toe. Zo las een 25- jarige jeugdbeschermer over zichzelf op een anti-jeugdzorg-Hyves-pagina: “Ken je Anna Smit? Zij is echt een kutwijf!” Naast de tekst een foto van een cliënt van haar. Anna was vooral verbaasd omdat ze goed contact had met deze moeder. Ze had weliswaar haar twee kinderen uit huis geplaatst, maar dat was in harmonie gebeurd. De moeder had zelf de koffertjes ingepakt en was zelfs meegegaan om de kinderen weg te brengen. Toen Anna de moeder met de Hyves-pagina confronteerde, schaamde die zich. Een brief van Jeugdzorg naar Hyves zorgde ervoor dat het bericht verdween. Daar liet Anna het bij. Veel medewerkers van Jeugdzorg worden op Twitter, Facebook, Hyves en andere sociale-netwerksites bedreigd en uitgescholden, soms met naam en toenaam en vergezeld van een foto. De meesten lezen niet wat er op anti-jeugdzorgwebsites over hen wordt geschreven. “Staat er bijvoorbeeld dat wij bonussen krijgen voor ieder kind dat wij uit huis plaatsen. Belachelijk. Die onzin wil ik dus niet lezen”, zegt Anna. Soms komen ze er bij toeval achter. Zoals de 28-jarige gezinsvoogd Petra, door een tip van een collega. Ineens zag die een Hyves-pagina met een Facebook-foto van Petra, met naast die foto afbeeldingen van geweertjes en de tekst: “Pas op voor deze gezinsvoogd! Ze haalt kinderen zomaar uit huis.” Voor de woede van de vader die dit deed had ze deels begrip. “Maar dat hij mij persoonlijk aanviel, begreep ik niet. Ik handel uit naam van een organisatie en ben gebonden aan strenge regels. Echt bedreigd voelde ik me niet. Liever dat hij zoiets schrijft dan dat hij me opwacht met een mes achter de deur.”

Noodkreet
Ook Jan-Dirk Wildeboer, bestuurslid bij de Belangenvereniging Medewerkers Bureau Jeugdzorg (BMJ) en gezinsvoogd in Rotterdam, heeft geen behoefte deze “ongenuanceerde agressie” tot zich te nemen. “Kritiek is prima, maar dan wel graag in redelijke bewoordingen en niet op de persoon gericht.” Hij ziet de agressie van deze mensen als een noodkreet. “Vaak is het frustratie over het hele leven en wat er eerder voor schade is opgelopen. Deze mensen richten hun frustratie op een jeugdzorgmedewerker in plaats van op degene die de schade ooit mede heeft veroorzaakt. Je boosheid richten op iemand met wie je nog iedere dag te maken hebt is veel moeilijker. Maar dat is geen excuus om je zo onbeheerst te laten gaan”, vindt Wildeboer. “Er moeten grenzen getrokken worden ter bescherming van onze medewerkers.” Cliënten die het gevoel hebben onheus te zijn behandeld, hebben volgens hem verschillende mogelijkheden. Ze kunnen het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ) bellen, direct bij Jeugdzorg klagen, naar de klachtencommissie of de landelijke cliëntenraad. Eind dit jaar komt daar vermoedelijk een tuchtraad bij. Klachten worden zeer serieus genomen, weet hij. Daar is Justine Pardoen, hoofdredacteur van Ouders Online het niet mee eens. Klagen bij deze instanties vinden ouders volgens haar niet zinvol. “Vaak gaat er echt van alles fout. Zelfs pleegouders haken af omdat gezinsvoogden hen onaangenaam bejegenen. Ook zij voelen zich niet serieus genomen. Ik zie het als een structureel probleem dat je niet kunt afdoen met ‘ach, natuurlijk zijn ze boos omdat hun kind uit huis is geplaatst’.’’ Volgens Pardoen neemt jeugdzorg ouders niet serieus als gelijkwaardige opvoeders; zij beschouwt hen als potentiële mishandelaars. “Jeugdzorg zet ouders uit de macht. Ouders kennen hun kind het beste en blijven altijd de ouders, ook al slagen ze er niet in hun kind goed op te voeden of erger.” Jeugdzorg hanteert volgens haar een eenzijdig, beperkt en ideaal beeld van hoe kinderen opgevoed moeten worden. En erkent onvoldoende dat het voor kinderen niet altijd het beste is om ze bij hun ouders weg te halen. “Een kind uit huis plaatsen is een traumatische gebeurtenis, terwijl je ouders met goede hulp aan huis waarschijnlijk echt kunt helpen.” Pardoen verklaart de anti-jeugdzorgwebsites dan ook als uitlaatklep omdat deze ouders door niemand worden gehoord. “Elke klacht is een falen van jeugdzorg. Bovendien is er bijna geen enkele organisatie die opkomt voor de belangen van deze ouders.” Dat ouders zich soms onheus en uit de hoogte bejegend voelen, erkent Wildeboer. Ze hebben het idee dat er van alles over hen wordt beslist, “wat voor een deel natuurlijk ook zo is.” Wildeboer vindt dat jeugdzorg meer oog kan hebben voor de deskundigheid van de ouders. “Zij kennen hun kind het beste. Wat zij goed doen met hun kind, moeten wij meer benadrukken. Aan de andere kant halen wij echt niet zomaar een kind uit huis. Daar gaan vele pogingen aan vooraf om het anders op te lossen en gesprekken met ouders. Wij vragen ouders om dingen te veranderen voor de veiligheid van hun kind en om zijn ontwikkelkansen te vergroten. Als dat keer op keer niet goed gaat, moet er iets anders gebeuren.”

Communicatie
De vertrouwenspersonen van het AKJ ondersteunen 8000 cliënten per jaar. De klachtentop-3 is: gebrek aan communicatie, bejegening en procedurefouten zoals fouten in het dossier. Directeur Ineke Glissenaar: “Heftige maatregelen leiden tot heftige reacties. Ouders erop wijzen dat ze volgens de Wet op de jeugdzorg niet goed voor hun kinderen zorgen, is niet eenvoudig. Ouders worden soms op afstand gezet en dat maakt inbreuk op de persoonlijke levenssfeer.” Mensen begrijpen niet altijd wat er gebeurt. “Ze vertellen soms dat ze zelf voor hulp naar jeugdzorg gingen, dingen te horen kregen waar ze niets van snapten en dat hun kind nu ineens uit huis is gehaald.” Zaken kunnen misschien nog beter en duidelijker worden uitgelegd, denkt ze. Maar die tijd is er niet altijd. En soms merken cliënten pas wat ingrijpen van jeugdzorg met hen doet als het voor hun gevoel te laat is. Ook dan moet jeugdzorg met hen het gesprek aangaan, vindt ze. Veruit de meeste medewerkers van jeugdzorg proberen cliënten zo goed mogelijk te bejegenen, denkt Glissenaar. Maar volgens de cliënt doen ze het toch niet goed. “Hoe zeg je zo vriendelijk mogelijk dat iemands kind uit huis wordt geplaatst?” Als eenmaal is vastgesteld dat er een procedurefout is gemaakt, wordt die niet altijd aangepast in het dossier, waardoor die jaren later opnieuw kan opduiken. Cliënten kunnen daar razend om worden. Medewerkers doen dat soms af met: “Zie je wel, die spoort niet”. Cliënten worden dan nog bozer. Misschien hebben ze gelijk. Daarover moet je in gesprek gaan, vindt Glissenaar. En als is aangetoond dat er een fout in het dossier staat, zet er dan een aantekening bij, al is dat helaas geen garantie dat die jaren later wordt gezien. “Cliënten voelen zich daardoor vaak machteloos en afhankelijk.”

Rotte vis
Bestuursvoorzitter Erik Gerritsen van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam is zelf actief op sociale media. Daar wordt hij geregeld voor rotte vis uitgemaakt. “Zelf laat ik het meestal lopen. Het hoort een beetje bij mijn functie. Maar voor onze medewerkers is het echt vervelend. Als zij met naam en toenaam worden genoemd, treden we onmiddellijk op.” Op zijn columns in Binnenlands Bestuur komen meestal vervelende reacties met veel gescheld. Op foto’s van Hitler en verwijzingen naar de nazi’s gaat hij niet in. “Dat is over elke grens.” Wel heeft hij een poosje geprobeerd aantijgingen serieus te nemen en ze feitelijk en zakelijk te weerleggen. “Zo zouden we in een te duur pand zitten, dus schreef ik hoeveel dat kost. Maar ook dat hielp niets. Het gescheld werd alleen maar erger. Negeren helpt ook niet. Wel hebben we eens uitgezocht wie achter dat gescheld zit. Dat bleek één persoon te zijn met verschillende aliassen.” Net als Wildeboer en Glissenaar vindt hij dat jeugdzorg achter de woede moet kijken. Wat is de bron van die boosheid? Zit er een kern van waarheid in? “Als ik op Twitter een boze reactie zie, reageer ik meestal en wil ik weten of de klacht in mijn regio valt. Als dat zo is, zoek ik het uit, maar negen van de tien keer hebben wij het gewoon goed gedaan. Wij stellen een aantal keer per jaar een cliëntenpanel samen: ex-cliënten mogen dan leeglopen over hoe ze ons hebben ervaren. Dat is heel leerzaam.” Ook zij noemen communicatie en bejegening als problemen. Dat moet oplosbaar zijn door goede gesprekstechnieken te leren, denkt hij. “Jeugdzorg is geen exacte wetenschap, maar dat willen mensen wel. Aan de andere kant moeten wij ook fouten durven toegeven. Misschien zijn we daarin wel niet zo goed. We liggen al zo onder vuur. Ik zou daar wel meer discussie over willen.”