Terug naar Portfolio >

13-11-2012 | Eindhovens Dagblad (GPD)

Opvang, 't kind van de rekening

opvang De kinderopvang zou vanaf 2005 flink worden verbeterd. Het gesleep met kinderen moest afgelopen zijn. Maar dat werd te duur en nu is het gesleep weer terug. Deskundigen constateren dat beleid rond kinderopvang te veel vanuit economische motieven wordt gevoerd.


door Mayke Calis
   

Kinderen van drie, vier jaar die alleen met broertjes of zusjes in een speeltuin worden achtergelaten omdat de alleenstaande moeder de opvang niet meer kan betalen. Of een kind van acht dat niet meer naar de naschoolse opvang gaat en ook maar buiten rondscharrelt tot er iemand thuis komt.

Een woordvoerster van Estro Groep, een van de grootste aanbieders van kinderopvang in Nederland, schetst een somber beeld van de gevolgen van de bezuinigingen op de kinderopvang die zij nu al in sommige achterstandswijken ziet. Voor de kinderdagverblijven zijn de bezuinigingen wrang, maar voor deze kinderen zijn ze ronduit schrijnend. Sinds vorig jaar lopen de kinderdagverblijven leeg. Twee maanden voor het einde van dit jaar hebben weer veel ouders opgezegd. Wachtlijsten zijn er al lang niet meer.

Het leek zo veelbelovend. In 2005 werd de Wet op de kinderopvang ingevoerd. Meer marktwerking zou tot groei leiden en tot meer kwaliteit. Ouders zouden met de voeten stemmen; beviel de ene opvang niet, dan gingen ze wel naar de andere. Hoe dom, reageert voorzitter Gjalt Jellesma van BOinK, de belangenvereniging voor ouders in de kinderopvang. Ouders veranderen niet snel van opvang. Ook worden inspectierapporten nauwelijks bekeken. "Mensen baseren hun keuze op verhalen van vrienden en buren en nabijheid van de opvang."

Ook in 2005 riep toenmalig VVD-fractievoorzitter Jozias van Aartsen dat het gesleep met kinderen afgelopen moest zijn. Scholen moesten opvang aanbieden of uitbesteden van 7.30 tot 18.30 uur. Hem stond het Scandinavische model voor ogen, waarbij kinderen activiteiten als muziek of sport op de naschoolse opvang krijgen en ouders gewoon kunnen doorwerken. De kinderopvang groeide enorm en ook de kwaliteit nam toe, maar toen trapte het kabinet weer op de rem.

Organisaties voor kinderopvang begrijpen dat ondernemen risico lopen is, zegt de Estro-woordvoerster. "Maar eerst stimuleert de overheid dat er meer capaciteit komt, en als we dat dan doen, worden we afgestraft omdat de ouders de opvang ineens niet meer kunnen betalen." Het is een 'wankelmoedig en weifelend beleid' dat in de afgelopen periode vier keer van ministerie is veranderd, concludeert emeritus- hoogleraar kinderopvang Louis Tavecchio. "Helaas wordt de kinderopvang in Nederland altijd bekeken en bediscussieerd vanuit een economisch perspectief. Maar ik kijk er ook met een pedagogische bril naar." Tavecchio vindt het jammer dat de kinderopvang nooit echt goed van de grond is gekomen in Nederland. Het heeft volgens hem nooit de kans gekregen zijn opvoedkundige meerwaarde naast de school te bewijzen. Kinderopvang zou een verrijking kunnen zijn, een plek waar kinderen leren samenwerken en er sociale vaardigheden opdoen. De meeste kinderen groeien tegenwoordig in kleine gezinnen op. "De overgang van alleen een broertje of zusje naar een klas met dertig kinderen is enorm." Ook de naschoolse opvang heeft in Nederland nooit status opgebouwd, stelt Tavecchio. "Ouders wringen zich in allerlei bochten om uit school met hun kind een kopje thee te kunnen drinken. Op zich niks mis mee, maar het gesleep van een middagje oma naar een middagje buurvrouw is niet altijd prettig. En dat komt nu weer terug. In Scandinavische landen staat het kind centraal, in Nederland de kosten."

Janneke Plantenga, hoogleraar economie en gespecialiseerd in kinderopvang: "Voor het kabinet heeft de nadruk altijd gelegen op de arbeidsmarktparticipatie en niet op de pedagogische kwaliteiten van kinderopvang. Natuurlijk moet een crèche of naschoolse opvang veilig zijn, maar wat een kind er verder aan heeft, is altijd van secundair belang geweest." Ze vermoedt dat het kabinet de kinderopvang een succes vindt. Het aantal kinderen dat er gebruik van maakt is tussen 2005 en 2012 flink gestegen. "Nu er wordt bezuinigd, is de arbeidsmarktparticipatie onder moeders nauwelijks afgenomen, zo blijkt uit cijfers van het ministerie van Sociale Zaken. Vroeger werden kinderen opgevangen door andere ouders, buren, opa's en oma's. Nu komt dat weer terug. Dat kun je wel wisselvallig overheidsbeleid noemen." Plantenga bepleit derhalve een discussie voor wie die kinderopvang nou eigenlijk is bedoeld. Alleen voor de ouders? Of ook voor de kinderen? "En dan zou het mooi zijn als die opvang een aanvulling zou kunnen zijn op de opvoeding en het onderwijs, zoals in de ons omringende landen, waar ouders hun kind wel graag heen brengen. En zoveel meer hoeft dat niet te kosten."